Door: ischemie, hypoxie, oud litteken, idiopathisch. 50% van gezonde mannen heeft sporadisch PVC's.
Na MI is > 10 PVC's/uur teken van slechtere prognose
Aan vorm oorsprong herleiden: LBTB-vorm → RV. RBTB-patroon → LV
monomorf: uit 1 focus.
multiform: meer dan 1 focus. Dit is vaak een uiting van een hartziekte.
abnormale prikkelbaarheid ventrikels
oa bij ischemie en andere ernstige ventriculaire afwijkingen
bigemini: iedere sinusslag wordt gevolgd door een ventrikelextrasystole.
trigemini: iedere tweede sinusslag wordt gevolgd door een ventrikelextrasystole.
→ Alarmsignalen: run (of non-sustained ventricular tachycardia, NSVT) van 3 of meer VES’en, multiformiteit en fusiformiteit. Acute verwijzing naar een cardioloog voor monitoring en eventueel ablatie is noodzakelijk
Frequentie
De aftelmethode (het liefst te gebruiken bij een normaal sinusritme). Hierbij gebruikt men de sequentie 300-150-100-75-60-50-43-37. Men begint met aftellen bij een willekeurige R-golf (liefst een die toevallig op een dikke lijn valt). Dit is het startpunt. Als de volgende R na 1 groot hokje volgt, is de frequentie 300/min., na 2 grote hokjes 150/min., na 3 grote hokjes 100/min., etc. Valt de volgende R halverwege een groot hokje, dan kan er gemiddeld worden.
De kleine (1 mm) hokjes tellen tussen twee QRS-complexen. Omdat de standaardsnelheid van het papier 25 mm/sec is: Deze methode is vooral handig bij het meten van een snelle hartslag (> 100 slagen/min.)
De 3-seconde-marker-methode (te gebruiken bij onregelmatige ritmen). Tel het aantal QRS-complexen die binnnen een tijdsbestek van 3 seconden vallen (tussen twee markers die sommige ecg-apparaten aangeven). Deze vermenigvuldigt men dan met 20. Dit levert het aantal slagen per minuut.
Hartas
Indien positief in II en aVF: normale hartas
Links: linkerventrikelhypertrofie of groot oud rechterventrikelinfarct
Rechts: rechterventrikelhypertrofie of groot linkerventrikelinfarct
Extreem: Foutieve elektrodeplaatsing, ventriculair of gepaced ritme, dextrocardie
Geleidingstijden
PQ:
Afleiding II of V1.
Hoe snel het elektrisch signaal door de AV-knoop wordt doorgegeven van de atria naar de ventrikels (begin boezem- tot begin kamercontractie)
1 lead of V1-V3 with ≥ 1 mm of concordant ST depression
≥ 1 lead with ≥ 1 mm ST elevation that is out of proportion to the size of the QRS, as defined by ≥ 25% of the depth of the preceding S-wave.
Echo laten verrichten. In overleg met cardioloog. Indien HFrEF/dilaterende cardiomyopathie, overweeg subacutril/valsartan 24/26mg 2dd, opbouwend in 6 weken tot 97/103mg 2dd. Bij goede tensie bijstarten metoprolol MGA 50mg 1dd.[1]
iRBTB (V1) (V6)
rSr' QRS-patroon in V1 and qRs in V6
Onduidelijk (maar QRS > 120)? Noem het dan 'intraventriculaire geleidingsvertraging'
Inotropica (dopamine/dobutamine) alleen indien vulling onvoldoende werkt
Geen betablokker bij bradycardie
Geen nitroglycerine! Bij RV-infarct afhankelijk van preload. Deze vermindert verder door nitraten/vasodilatators. Ook geen nitro bij aortaklepstenose.
Geen noradrenaline/norepinephrine bij inferior MI, gezien hierdoor LV afterload vergroot
Longembolie
ECG niet sensitief (geen afwijking ≠ uitsluiten diagnose)
Inverse T-top inferior en V1-V4 is het meest specifiek voor LE. Mogelijk 99% spec.
Aspecifieke ST-segment- en T-topveranderingen (incl ST-elevatie/depressie) (tot 50%)
Sinustachycardie (44%)
Right ventricular strain pattern - T wave inversions in the right precordial leads (V1-4) ± the inferior leads (II, III, aVF). This pattern is seen in up to 34%.
Tgv verhoogde druk a. pulm.
S1Q3T3 (20%)
S in I (rechter asdraai)
Q in III
Inverse T in III
Zeker als ook inverse T-toppen in V1-V2: specificiteit vergroot
(i)RBTB (18%)
Vergroot rechter atrium (P Pulmonale) – P >2,5 mm hoog in II. Slechts 9%
Verslag normaal ECG:
SR /min, intermediaire hartas, normale geleidingstijden, geen STT-deviaties, normale R-topprogressie. Geen pathologische Q's. Geen tekenen van LVH of ischemie.
Specifieke ECG-veranderingen in myocardinfarct
(cave: indicatief)
Localisatie
ST-elevatie
Reciproke ST-depressie
Kransslagader
Voorwandinfarct (anterior)
V1-V6
II, III, AvF
LAD
Septaalinfarct
V1-V4, verdwijnen septum-Q in V5-V6
II, III, AvF
LAD
Lateraalinfarct
I, AvL, V5-V6
II, III, AVF
RCX óf MO
Onderwandinfarct (inferior)
II, III, AvF
I, AvL, V1-V4
RCA (80%) óf RCX (20%)
Achterwandinfarct (infero-posterior)
V7, V8, V9 (ST-depressie precordiaal)
hoge R in V1-V3 met ST-depressie V1-V3 > 2 mm (gespiegeld)
Right and left arm lead reversal: negative P waves, a negative QRS complex and T wave inversion (TWI) in leads I and aVL but not in the lateral precordial leads (V5-V6).
Limb leads: errors in axis measurement and pseudo-Q waves.
Precordial downward: pseudo-Q waves and failure to detect ST segment depression.
Precordial upward: simulate myocardial injury, pericarditis or the Brugada type 2 pattern, due to pseudo-ST segment elevation.
Blokkeert kalium efflux in sinusknoop, AV-knoop, His-Purkinje-systeem en myocard. Repolarisatie (atria, ventrikels) vertraagd, QTc verlenging
Amiodaron: ritmecontrole, cardioversie, zeker bij gestoorde LVF Sotalol: alleen ritmecontrole, geen cardioversie
Simvastatine (en andere statines) ivm risico myositis → pravastatine (niet CYP450)
Klasse IV
calciumkanaalblokkers (non-dihydropyridines)
Verapamil, diltiazem
Vermindering geleiding in AV-knoop, verkorting actiepotentiaal. Vermindering sinusfrequentie, laat echter adrenerge invloed op frequentie en contractiliteit intact
Rate control bij acute en chronische AF en AFlut. Beide opties bij acute behandeling SVT bij hemodynamisch stabiele pt
Overig
Adenosine
Stopt AV-geleiding
Behandeling SVT door AVRT en AVNRT of diagnostisch bij AFlut of ATach
Halfwaardetijd < 10s, vasodilatie
Elektrolieten
Met name Mg en K
MgSO4
Hartglycosides
Digoxine
vertraagt AV-geleiding
Geen eerstekeuze. Combi digoxine en beta-blokker/klasse IV is mogelijk bij AF en hartfalen)