Huisartszaken - Kind - Differentiaaldiagnoses
status
QR link

Kind - Differentiaaldiagnoses Kennisonderwerp

Inspiratoire stridor

  • Verdere diagnostiek bij dyspnoe, cyanose, voedingsproblemen, hoesten, recidiverende luchtinfecties of soms apnoe-aanvallen.
  •  Congentiaal
    • Laryngomalacie
      • Behandeling is doorgaans niet noodzakelijk. Door het steviger worden van de larynx neemt de stridor in de regel rondom het eerste of tweede levensjaar vanzelf af.
    • Tracheamalacie (cave trachea-oesofageale fistel). Stridor ontstaat in eerste levensmaanden, vooral bij expiratie
    • Stembandparalyse, larynxpapillomen en congenitale tracheastenose
    • Subglottisch hemangioom
      • Lijkt aanvankelijk op laryngitis subglottica. Binnen 6 maanden na geboorte. Na maanden tot jaren door regressie van het hemangioom 
  • Verworven/acuut
    • laryngitis subglottica
    • epiglottitis
    • corpus alienum
      • Bij verdenking: zie stroomschema[1] 
      • Knoopcelbatterij: laat 10ml honing en/of 10ml sucralfaat 1g/10ml drinken, elke 10 minuten terwijl verwijzing naar 3e lijn (endoscopie kinder-MDL)[2]
    • luchtwegtrauma

Rectaal bloedverlies zuigeling

  • DD Infectieuze colitis
    • feces PCR
  • DD Allergische colitis
    • BV: moeder geheel koe- en geitenmelkvrij dieet
    • KV: Nutrilon pepti --> nutrilon neocate
  • DD Coagulopathie
    • anamnese vitamine K
    • familieanamnese, bloedingen, Hb, stollingslab
  • DD Anusfissuur
    • Macrogol 2-4g 1dd / lactulosestroop 2ml 2dd
  • DD Malrotatie met volvulus 
  • DD Necrotiserende enterocolitis
  • DD Ziekte van Hirschsprung
    • niet waarschijnlijk indien meerdere dagen frequente def gehad

Chronische diarree

  • Peuterdiarree[3]
    • 1-4 jaar. Geen bekende onderliggende pathologische aandoening, geen merkbaar effect op groei en welzijn
    • Meest voorkomende chronische diarree. Vaak voorafgegaan door een acute gastro-enteritis of een andere virale infectie
    • Anamnese en beloop zo kenmerkend dat diagnose ‘peuterdiarree’ vaak zonder aanvullend onderzoek gesteld wordt
    • Beperking van vetten, voedingsvezels, vruchtensap of melk, gecompenseerd door extra koolhydraten.
      • Balans in ‘4 V's’: vet, vocht, vezel en vruchtensappen.
  • Voedselovergevoeligheid
    • Lactose-intolerantie: buikklachten, diarree en flatulentie na inname van melk als gevolg van een lactasedeficiëntie. Totale eliminatie van koemelk is niet nodig.
    • Koemelkallergie (KMA/KMEA). Schema[4]
      • Eliminatie: de koemelk weglaten uit de voeding gedurende vier weken.
        • Borstvoeding: Moeder dier-melkvrij dieet (ivm kruisovergevoeligheid).
        • Kunstvoeding: vervangen door voeding op basis van sterk gehydrolyseerd koemelkeiwit (bijvoorbeeld Frisopep of Nutrilon Pepti)
      • Provocatie:
        • Borstvoeding: herintroductie koemelk in de voeding gedurende een week. in principe thuis
        • Kunstvoeding: indien mogelijk in huisartspraktijk, half uur observeren
  • Malabsorptie
    • Coeliakie
      • 4-24 maanden: diarree, groeivertraging, abdominale distentie. Atypische symptomen: anemie, kleine gestalte, vage abdominale klachten, dermatitis herpetiformis, neurologische klachten,
        infertiliteit
      • Serologie: IgA anti-endomysium of T-TGA-antilichamen. Let op: relatief lage PPV[5]
        • Jejunumbiopt: villusatrofie, crypten hyperplasie, gestegen intra-epitheliale lymfocyten
      • Voorzichtige aanwijzing dat vroege introductie gluten (4-6 maanden) kans op coeliakie kan verlagen[6][7]
      • Na diagnose: elke 1-2 jaar lab tTG-IgA en TSH
    • Cystische fibrose/cystic fibrosis/CF
      • Zweettest
  • Infectieus
    • Giardia lamblia
      • Uitscheiding verloopt niet constant, zodat meerdere monsters, afgenomen op niet-aaneengesloten dagen, moeten worden onderzocht.
    • Helicobacter Pylori
      • Alleen testen bij nachtelijke buikpijn en/of epigastrische pijn. Vaker bij middellandsezeegebied. IJzergebreksanemie.
      • Zie onder voor eradicatietherapie.
  • Obstipatie
    • Oorzaak van de chronische diarree!
      • Minderheid kinderen met chronische functionele obstipatie heeft harde, niet-frequente ontlasting
      • Diarree afgewisseld met normale ontlasting of met persen, buikpijn, recidiverende urinewegproblemen en incontinentia diurna, hoofdpijn, koorts of malaise
      • In twijfelgevallen kan een buikoverzichtsfoto uitsluitsel geven
  • Auto-immuun
    • Ziekte van Kawaski
      • Koorts minimaal 5 dagen en vier van de vijf ‘klassieke’ criteria:
        1. bilaterale conjuctivitis
        2. veranderingen aan mucosa
        3. cervicale lymfadenopathie
        4. polymorfe huiduitslag
        5. veranderingen aan de extremiteiten: perifeer oedeem, perifeer erytheem, vervellingen
      • CRP, leukocytose en thrombocytose, Anemie, (Positieve ANCA)
    • Henoch-Schonlein purpura
      • Huiduitslag, misselijkheid, braken, zeer heftige buikpijn, pijnlijke gewrichten, hypertensie, epidydimitis, hoofdpijn
      • Palpabele purpura, met name onderbenen. Biopt: vasculitis met granulocytaire infiltratie.
      • Auto-immuun, systemische vasculitis met IgA deposities. Vooral in de winter, meestal voorafgegaan door luchtweginfectie. Complicaties: ernstige nierziekte, invaginatie. Zie EULAR criteria
        • Palpable purpura, not thrombocytopenic/petechiae (mandatory) + ≥ one of the following
        • 1. Diffuse abdominal pain
        • 2. Histopathology: typical LCV with predominant IgA deposits or proliferative glomerulonephritis with predominant IgA deposits
        • 3. Arthritis or arthralgias
        • 4. Renal involvement (proteinuria: N0.3 g/24 h or N30 mmol/mg of urine albumin to creatinine ratio on a spot morning sample; and/or hematuria, red blood cell casts: N5 red cells per high power field or ≥2+ on dipstick or red blood cell casts in the urinary sediment
      • Self limiting. behandeling is ondersteunend. Ernstige proteïnurie, nierfunctiestoornissen.
    • Colitis ulcerosa
      • Bloederige diarree met buikpijn, koorts, gewichtsverlies, obstipatie, anemie, leukocytose
      • CRP, Hb, serumalbumine. Coloscopie, Biopt.
    • M Crohn
      • Koorts, buikpijn, diarree (vaak zonder bloed), vermoeidheid, gewichtsverlies
      • Soms hemorroïden, marisken of 'anale tags', fissuren of perianale fistels
      • CRP, Hb, serumalbumine. Coloscopie, Biopt.
  • Leverziekten
    • Passagère hyperfosfatasemie (bij virusinfecties in jonge kinderen: volstrekt onschuldige stijging soms >10x normaal van alkalisch fosfatase)[8]
    • Hepatitis (infectieus/viraal of niet infectieus/obstructie/auto-immuun/medicatie)
    • Metabole ziekten: Wilson koper stapeling in lever en brein (nier cornea), onderzoek met bloed/urine. Autosomaal recessief.
    • Primair scleroserende cholangitis: hepatosplenomegalie, buikpijn, diarree, moeheid, gewichtsverlies. Behandeling = ursocholzuur, rifampicine eventueel voor de jeuk
      • Leverfunctietesten
      • Echo, leverbiopt
  • Syndromaal
    • Fragiele X syndroom
      • Verstandelijke handicap = IQ < 70, macro-orchidisme (=grotere testikels), milde gezichtsafwijkingen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, epileptische aanvallen
    • Syndroom van Down
      • Vaker coeliakie, oogafwijkingen, KNO-problemen, schildklierproblemen, problemen van het bewegingsapparaat, verhoogde kans op leukem

Hyperbilirubinemie

  • Borstvoeding
    • Onvoldoende voedselinname bij borstgevoede pasgeborenen vergroot de kans op hyperbilirubinemie. Frequent aanleggen heeft een positieve invloed op de melkproductie en is daarom van belang bij de preventie van neonatale hyperbilirubinemie.[9]
    • Bijvoeden met water of glucosewater wordt afgeraden
  • Bloedgroepantagonisme
  • Hemolyse (BG antagonisme, s/n vacuumextractie, erythrocytaire afwijkingen als G6PD, spherocytose)
  • Verminderde klaring door lever-/galwegafwijkingen

  • Zeldzame erfelijke ziekten (bijv Crigler-Najjar)
  • Endocrien/metabool (hypothyroidie, galactosemie)
  • Toegenomen entero-hepatische kringloop (voedingsproblemen, infecties, cave TORCHES)
    • toxoplasmose,
    • "other": Parvo B12, varicella zoster, hepatitis B, HIV, Zika
    • rubella-,
    • cytomegalo-
    • herpes simplex-virus,
    • syfilis
→ Neonataal: totaal en geconjugeerd bili (+ ggt) prikken.
  • Bilirubine curve link
  • Indien ongeconjugeerde hyperbilirubinemie: geen probleem → icterus prolongatus
    • Indien groei en ontwikkeling niet duidelijke gestoord geen reden voor aanvullend onderzoek. Uitleg ouders: kan maanden duren voordat geelheid verdwijnt, merkt kind niks van en leidt niet tot problemen.
  • Indien geconjugeerde hyperbili: aanwijzing voor stuwing (bijv cholangitis): verwijzen!

Petechiën

  • Henoch-Schönleinvasculitis
    • IgA-gemedieerde vasculitis met petechiën en/of palpabele purpura
    • Diffuse buikklachten (buikpijn, bloedingen, zelden intussusceptie, pancreatitis, cholecystitis, protein-losing enteropathy)
    • Vaak nierschade (IgA nefropathie)
      • Hematurie/proteïnurie
      • Biopt met overwegend IgA-depositie
    • Arthritis (acuut, elk gewricht), of arthralgie
  • AHOI (acute hemorragic edema of infancy
    • Ecchymotische purpura, schietschijflaesies, oedeem
    • Hoofd, extremiteiten, genitaliën
    • Soms koorts
    • Leeftijd 4 maanden tot 2 jaar, duur ca 1-2 weken. Kan recidiveren,
    • Histologie: leukocytoclastische vasculitis
  • ITP (idiopathische of immuun trombocytopenische purpura)[10]
    • Bij kinderen onschuldig, vaak self-limiting voor 10-15 jaar. Ouder? Wel verder onderzoek en behandeling.
  • Post rubella?
  • Post BMR- of Hep B-vaccinatie
  • Meningitis
    • Tick borne ecephalitis: TBEV-specifieke IgM EN IgG in het bloed
Vasculitis
Palpabele purpura zijn de meest voorkomende huidafwijkingen bij vasculitis van de kleine vaten van de huid. De kans dat men met vasculitis te maken heeft neemt toe als deze afwijkingen gepaard gaan met, nod(ul)i, erythemateuze papels, ulcera, livedo, urticariële laesies en necrose van de huid.
Beleid
Bij verdenking vasculitis: lab en urine, zie richtlijn NVK[11]

Anemie

  • Lab
    • Hb, MCV, erytrocyten, reticulocyten, leukocyten + diff, trombocyten, ferritine, LDH, bilirubine totaal
      • Stroomschema
      • Leuko's en/of trombo's afwijkend: zie pancytopenie
      • Reticulocyten laag/normaal: aanmaakprobleem
        • IJzer, ijzerverzadiging, ferritine, foliumzuur, vit B12
      • Reticulocyten hoog/normaal: hemolyse/verlies
        • directe coombs, bilirubine (t+c), LDH, haptoglobine
  •  IJzergebreksanemie
    • Opname
      • >90% bij inadequate intake
      • Malabsorptie
        • worminfectie, coeliakie
        • H Pylori gastritis
          • Triple therapie[12]
            • claritromycine 20 - 30 mg/kg/dag in 2 doses. Max: 1 g/dag.
            • esomeprazol of omeprazol 1,5 - 2,5 mg/kg/dag PO in 2 doses
              • Na kuur nog 3-4 weken in dosering 20mg 1dd voortzetten
            • amoxicilline 50 mg/kg/dag PO in 2 doses
          • Minimaal 2 weken na stop PPI en 4 weken na eind antibioticumkuur wachten met tests voor H. pylori-infectie
    • Verbruik  / hemolyse
      • G6PD
      • Hevig menstrueel bloedverlies
      • Bovenste maag-darm (GI) bloeding, al dan niet icm melena
        • PM bij melena, vraag ook Oreo uit[13]
    • Thalassemie/Hb-pathie, sikkelcel (dan icm crise)
  • Souffle 
    • Onschuldig/fysiologisch
      • Moet aan alle onderstaande kenmerken voldoen[14]:
        • Zacht (maximaal graad Ill)
        • Blazend of muzikaal karakter (itt bijv schuren)
        • Systolisch (tussen eerste en tweede harttoon)
        • Eerste en tweede harttoon normal, geen extra tonen
        • Geen thrill
        • Geen klachten
        • Verder normale bevindingen bij lichamelijk onderzoek
      • Houdingsafhankelijk
        • Fysiologisch vaak bij Vasalva (kleine kinderen: liggend) toenemend. Verdwijnt bij zitten/rechtop. Pathologisch: in elke houding onveranderd
    • Zie ook: The child with a heart murmur PDF
Consultatiebureau[15]
Leeftijd Met wie en waar? Soort afspraak
1-2 weken Verloskundige, kraamverzorgende of jeugdverpleegkundige, thuis of op CB Hielprik en gehoortest (als het mogelijk is, worden deze gecombineerd)
2 weken Jeugdverpleegkundige, thuis Huisbezoek
3-4 weken Jeugdarts, op CB Algemeen onderzoe. Zie ook PDF The Six Weeks Check
2 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en zo nodig inentingen
3 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en inentingen
5 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en inentingen
9 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek
11 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en inentingen
14 maanden Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en inentingen
1,5 jaar Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek
2 jaar Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek
3 jaar Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek
4 jaar Jeugdarts of -verpleegkundige, op CB Algemeen onderzoek en inenting


Hernia umbilicalis / navelbreuk[16]

Anamnese
  • Was de breuk kort na de geboorte al aanwezig?
  • Hoe groot is de zwelling op zijn grootst geweest?
  • Neemt de zwelling toe bij huilen, persen enzovoort?
  • Hebben de ouders de indruk dat het kind er pijn van ondervindt?
LO
  • Toename zwelling bij intraperitoneale drukverhoging?
  • Reponibel?
  • Grootte breukpoort (noteren)
Beloop
  • Van de breukpoorten < 1 cm is na 6 jaar ongeveer 80% spontaan gesloten, van de breukpoorten < 0,5 cm 96%.
  • Breukpoorten > 2 cm herstellen vrijwel nooit volledig, maar er is in het algemeen geen reden om een navelbreuk al op jonge leeftijd te opereren. Vóór het 5e levensjaar bestaat er geen indicatie voor chirurgisch herstel van een ongecompliceerde navelbreuk.
Behandeling
  • Chirurgie
    • Bij de (weinige) kinderen bij wie de breuk blijft bestaan, wordt een hersteloperatie aangeraden vanaf de leeftijd van 14 jaar, vanwege de kans op inklemming op volwassen leeftijd. Vaak wordt echter een persisterende navelbreuk om cosmetische redenen al op 5-jarige leeftijd geopereerd, hoewel er dan nog een kleine kans is op spontane sluiting.
    • Bij de hersteloperatie wordt via een gebogen incisie onder de navel de breukzak gereefd en het defect in de buikwand gesloten. De operatie vindt plaats tijdens een dagopname, onder algehele narcose.
  • Afplakken
    • De meningen over het afplakken van de navelbreuk lopen uiteen. Sommige auteurs adviseren tegen afplakken, omdat dat geen gunstig effect zou hebben en via smetten van de huid de kans op infectie zou vergroten. In enkele onderzoeken bleek afplakken echter wel een positief effect te hebben.

Navelgranuloom

  • Navelgranuloom, nattend. Is goed naar buiten te bewegen. Aangestipt zilvernitraat.
  • Instructie goed drooghouden. Uitleg 24 uur geen douche/bad. Indien geen indroging, retour; kan evt 2-3 keer herhaald worden.
gewijzigd 24-3-2025
Referenties